Trompet
De trompet is een koperen blaasinstrument. Het kenmerkende heldere, doordringende geluid van de trompet ontstaat door met de adem de lippen te laten trillen. De trompet wordt gebruikt in vele soorten muziek: van Zuid-Amerikaans tot klassiek en van fanfare- tot pop- en jazzmuziek.
Geschiedenis
De geschiedenis van de trompet voert ons terug naar Egypte, Afrika en Griekenland in de Oudheid. Deze 'natuurtrompetten' zonder ventielen waren gemaakt van hout, brons of zilver. In de Middeleeuwen (500-1430) speelden deze instrumenten alleen lage tonen. Tijdens de Renaissance (1430-1600) werden trompetten veel gebruikt voor ceremoniele muziek. Geleidelijk wisten trompettisten steeds hogere tonen aan de instrumenten te ontlokken, vooral tijdens de Barok (1600-1750).
In 1814 introduceerde Heinrich Stölzel in Berlijn de eerste ventieltrompet. In 1830 werd de Bes-cornet in Europa geïntroduceerd. De ventielen maakten het mogelijk op deze twee nauw verwante instrumenten alle noten van een chromatische toonladder te spelen.
Cornetten en trompetten zijn de hoogst gestemde leden van de koperblazersfamilie. Ze hebben een groot aandeel in de klank van harmonie- en fanfareorkesten en brassbands en zijn geschikt voor melodieën, harmonieën en solo’s. Een trompet is langer dan de wijder (meer conisch) gevormde cornet.
Bijna alle bekende componisten schreven muziek voor de trompet, inclusief Johann Sebastian Bach en Mozart. Beroemde trompettisten zijn Maurice Andre, Adolph Herseth, Frits Damrow, Allen Vizzutti en Wynton Marsalis.